Het nederlandsche roode kruis

Het is 1859 als Henry Dunant de veldslag tussen het Oostenrijkse en Sardijnse leger meemaakt. Henry geboren in Genève op 08 mei 1828 en begonnen als accountant en schrijver had als aanhanger van Napoleon een boek over hem geschreven. Henry wou hem persoonlijk ontmoeten en reisde af naar zijn hoofdkwartier in het Italiaanse Solferino. Hij arriveerde op 24 juni, de dag waarop een grote veldslag tegen de Oostenrijkse manschappen plaatsvond. Ruim 30.000 gewonden lagen verspreid over het slagveld. Het leed van de zwaargewonde soldaten bracht hem en enkele dorpsvrouwen er toe om de gewonden onafhankelijk van rang of nationaliteit te verzorgen. In de jaren die volgde schreef hij er een boek over.
In 1863 presenteerde hij in Genève zijn boek aan een groot aantal Europese leiders. Dit was de start van veel landen om een organisatie op te richten. Als eerbetoon aan Zwitserland werd het internationale teken een Rood Kruis met een witte achtergrond, het tegenbeeld van de Zwitserse vlag. Er kwam een Committee Rode Kruis en de eerste basis van het verdrag van Genève werd gelegd. In 1901 kreeg Henry de Nobelprijs voor de Vrede. In 1910 stierf hij, sindsdien is 8 mei voor het Rode Kruis een dag om te herinneren.
In Nederland duurde het ondanks verwoede pogingen nog enkele jaren voordat de vereniging werd opgericht. Om ons gezicht niet te verliezen op de wereldtentoonstelling in Parijs (1867) liet Koning Willem II het bij Koninklijk Besluit vastleggen dat er een dergelijke vereniging zal worden opgericht. Nog in hetzelfde jaar werd de vereniging opgericht en in 1895 omgedoopt tot “Het Nederlandsche Roode Kruis”.

De emissie
20 jaar later - in 1915 - heeft het Rode Kruis geprobeerd de PTT te bewegen een toeslagzegel uit te brengen ten gunste van het Rode Kruis. Omdat de PTT vond dat dit mogelijk zal leiden tot meerdere aanvragen van andere verenigingen in nood werd het verzoek afgewezen. Later werd nog het voorstel gedaan om jaarlijks 1 zegel uit te brengen, ook dit voorstel haalde het niet. Samenwerking met de kinderbescherming (1922) zou uiteindelijk ook niet het gewenste resultaat hebben. De opbrengsten van de toeslagzegels die in 1923 werden uitgebracht (Tooropzegel, zie mijn eerdere blog) kwamen volledig ten goede van de kinderbescherming.
Nu per Koninklijk Besluit door de PTT jaarlijks kinderzegels werden uitgebracht werd het voor het Rode Kruis nog moeilijker om een toeslagzegel uit laten brengen. De PTT was immers nog altijd van mening dat dit een precedentwerking zou hebben.

Prins Hendrik, echtgenoot van Koningin Wilhelmina en voorzitter van het Rode Kruis moet er in 1924 aan te pas komen om de impasse te doorbreken. Als argument grijpt hij terug op het Koninklijk Besluit van Willem II in 1867. Het Rode Kruis had dus volgens Prins Hendrik een (semi)officieel overheidskarakter en kon derhalve dus ook niet worden vergeleken met andere organisaties. Van een precedentwerking was dan ook geen sprake. De PTT was nog niet overtuigd en de toenmalige minister Van Swaay liet het uiteindelijk over aan de ministerraad. In 1925 verwierp de ministerraad alsnog het voorstel.

Eind 1926 probeert het het Rode Kruis het opnieuw. De verhoudingen met het hoofdbestuur van de PTT zijn inmiddels verbeterd en de inzichten zijn gewijzigd. Het bestuur geeft een positief advies aan de overheid en de ministerraad nam het advies over. Op 15 januari 1927 gaf de Nederlandse regering per brief opdracht aan de PTT om een nieuwe emissie toeslagzegels uit te brengen die ten goede zou komen van het Rode Kruis.