Koppen en van der hoop

In 1924 werd met de H-NACC, een Fokker vliegtuig, de eerste intercontinentale vlucht van Schiphol naar Batavia volbracht.
Het toestel was een voor die tijd zeer modern vliegtuigontwerp. Het was een van de eerste passagiersvliegtuigen waar de piloot en de passagiers in een overdekte cabine vertoefden en niet meer in de open lucht zaten te kleumen. Het toestel was gemaakt van getrokken metalen buizen, hout en linnen, en werd voortbewogen door een Rolls Royce-motor van 400 pk.
Voor de vlucht werd het toestel, met registratienummer H-NACC, aangepast. De passagiersstoelen werden verwijderd en er kwamen extra benzinetanks in, zodat het ruim 10 uur in de lucht kon blijven. Het 16.000 kilometer lange traject moest in 22 dagen worden afgelegd. Met het oog op de tropische temperaturen werd een extra radiator onder de motor bevestigd en om het gewicht van het toestel te reduceren werden aan weerszijden op één na alle raampjes vervangen door zeildoek. In de cabine werden diverse reserve-onderdelen opgeslagen, waaronder ook een reserve-propeller.
Verder was de uitrusting primitief; navigeren gebeurde vooral op zicht. Piloten keken uit naar kerktorens, rivieren en steden. Kaarten waren vaak onvolledig.
De bemanning bestond uit KLM-piloot A.N.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop (vaak kortweg "Van der Hoop" genoemd), luitenant vlieger H. van Weerden Poelman en werktuigkundige P.A. van den Broeke.
Op 1 oktober 1924 vertrok de H-NACC op weg naar Praag voor de eerste tussenstop. Behalve de drie bemanningsleden waren enkel postzakken aan boord.
Na twee dagen ging het boven Bulgarije al mis: door een scheur in de extra radiator stroomde het koelwater weg en raakte de motor oververhit. De bemanning moest een noodlanding maken op een grasveldje in de buurt van de stad Plovfiv. Bij het uitrollen raakte de machine een oneffenheid in het terrein waardoor de rechter wielpoot afbrak. Het onderstel kon worden gerepareerd, maar de motor was onherstelbaar beschadigd en moest worden vervangen. Hier was echter geen geld voor.
Na een snelle inzameling onder lezers van het blad Het Levern werd er een nieuwe motor naar Bulgarije gebracht, en daar onder primitieve omstandigheden in het toestel gezet. Op 2 november koos de Fokker weer het luchtruim, twee dagen voor in het gebied sneeuwstormen losbraken die vertrek onmogelijk zouden hebben gemaakt. Op 24 november arriveerde het toestel behouden in Batavia. Bij de intocht vlogen enkele toestellen de Fokker tegemoet wat ook nog resulteerde in een vliegtuigcrash van 1 van de toestellen.
Hiermee was aangetoond dat ook bestemmingen aan de andere kant van de wereld konden worden aangevlogen. Het duurde echter nog tot 1927 voor de KLM opnieuw een vlucht naar Java ondernam met pionier G.J. Koppen.
De KLM zou tot het onafhankelijk worden van Indonesië in 1949 kapitalen verdienen op deze route en daarmee de basis leggen voor de latere uitbreiding van de onderneming.
De H-NACC bleef enige maanden in Nederlands-Indië voor demonstratievluchten. Daarna werd het toestel per boot terug naar Nederland verscheept. De KLM gebruikte het vervolgens op haar Europese luchtlijnen, tot de machine op 9 juli 1926 in België verongelukte.
Ter ere van deze twee vluchten (Koppen en Van der Hoop) heeft de PTT in 1928 dan ook twee zegels uitgegeven.
bron :
www.wikipedia.nl