De post voor 1852
26/01/13 15:20
Al in de Romeinse tijd was er sprake van een postdienst genaamd Cursus Publicus. Het berichtenverkeer beperkte zich in die tijd tot brieven van de overheid. Langs de routes ontstonden wisselplaatsen voor de bodes, de zogenaamde Posita’s, hier komt dan ook het woord “Post” vandaan. Met het verval van het Romeinse Rijk verdween deze postdienst, pas rond 1300 ontstonden er weer geleidelijk georganiseerde bode-diensten.
Het was rond 1700 toen de vraag naar postbezorging toenam. De staat delegeerde de dienst naar de stad welke op zijn beurt de bezorging verpachte aan de hoogste bieder. De bodes gingen meer verdienen en huurden knechten in, de bodes werden Postmeesters. De posterijen gingen met elkaar concurreren om de gunst van de post. Reeds in 1700 ging dit gepaard met kwaliteitsverlies en problemen in de bezorging. De dienst was vooral gericht op welgestelden en het bestuur van de stad, de gewone man was de dupe.
Rond 1750 nadat deze posterijen waren overgedragen aan prins Willem werd er in de randstad een commissie van wijze mannen ingesteld die de posterijen toegankelijk moest maken voor het grote publiek. De commissie bepaalde dat de eigenaren werden uitgekocht en Staat werd uiteindelijk eigenaar. Besloten werd om de commissie dan ook maar te benoemen als bestuur en in 1752 werd dit beklonken.
In de rest van Nederland was het nog wel een zooitje, te pas en te onpas werd landpost gestolen en het was Napoleon die bepaalde dat er naast een boete tevens een lijfelijke straf zou volgen tegen de “ontrouwe Landbedienden”. Het hielp wel, na enkele jaren (30 - 40 jaar) was de postverzorging per postkoets in de provincie ook op regel.
Rond 1799 werden uiteindelijk alle Bataafse regionale en gemeentelijke posterijen genationaliseerd. Dit maakte de weg vrij voor verdere harmonisatie en wetgeving, in 1807 werd hiervoor een eerste publicatie uitgebracht waarbij in feite de Staatsmonopolie werd ingesteld.
Een verkorte weergave van Artikel II luidt :
'Niemand, wie hij ook zij, behalve die geen of genen, welke daartoe door Ons bij het Postdirectie zijn of zullen worden gequalificeerd, zal vermogen eenige Posterijen, noch Gaarderingen of Transporteringen van Brieven aanteleggen, te houden of daartoe mede te werken, direct of indirect, ofte zoodanige 'Brieven of Pakketten in de Steden of ten platten Landen te collecteren, ten einde dezelve op eene andere wijze, dan door de gevestigde Posterijen te doen transporteeren, nochte ook daartoe eenige bussen aantehouden, te hebben of te plaatsen, ofte hoedanig anders tot zoodanige ongeoorloofde Collectering, Vervoer, Verzending of Transport mede te werken of behulpzaam te zijn. Niemand zal vermogen eenige Brieven ofte Pakketten op voorsz. wijze vervoerd en aangebragt, noch ook zoodanige, welke door de Postillons ofte Boden der Koninklijke Posterijen zullen worden medegebragt, en door hen elders dan de daartoe vastgestelde kantoren ofte Personen, mogten worden afgegeven, ter bestelling aantenemen, te bestellen, aan anderen aftegeven, daar voor eenig port te ontvangen, of te doen ontvangen, ofte hoedanig anders, zulks ook zoude mogen worden gepractiseerd, te bezorgen,of te doen bezorgen.'
Interessant om te zien dat hier in dit artikel het predikaat “Koninklijk” voor het eerst wordt vastgelegd. In artikel I worden de tarieven vastgelegd, beneden de 6 uur werd 2 stuivers gerekend en bijvoorbeeld tussen de 35 en 50 uur werden 6 stuivers in rekening gebracht.
In 1810 werden de Nationale Posterijen gefuseerd (overgenomen en geannexeerd) door de Franse post (Les Postes Imperiales) op decreet van Napeleon. De Posterijen werden nu tot in detail georganiseerd op de franse leest met welbespraakte voorschriften en reglementen. Heden ten dage zijn enkele hiervan nog altijd van kracht.
Maar de post kwam in verval, rond 1849 waren er nog maar 94 steden met een postkantoor. Vanuit deze steden was het aanbieden van post gratis, immers de ontvanger diende te betalen. Mensen buiten de stad of in steden zonder posterij betaalden bestelgeld (2,5 cent voor de omliggende gemeenten en in het buitengebied afhankelijk van de afstand). Dit leidde tot clandestiene postbezorging en steeds vaker overtrad men de regels. Gebrek aan posterijen en duur bestelgeld zou uiteindelijk de discussie doen opwaaien. De Rotterdamse Courant van 20 Augustus 1849 brak het stilzwijgen van het publiek. De Staat kwam met tijdelijke maatregelen en kondigde in november 1849 aan (in navolging op de reeds hervormde posterijen in Engeland) dat er een ontwerp plan zou worden opgesteld voor de introductie van de briefport.
Op 13 maart 1850 werd de nieuwe wet met al haar aanpassingen met 47 tegen 17 stemmen in de tweede kamer aangenomen en bij Koninklijk besluit bepaald op 01 september 1850. Het ministerie verzorgde de instructies aan haar personeel over de uitvoering, 1 daarvan was de circulaire over het plaatsen van de brievenbussen. Op 26 oktober 1850 werd de vorm en uitvoering van deze bussen bepaald.
De uitgifte van de eerste postzegel zou plaatsvinden op 1 januari 1851 maar is bij wet nog een jaar vertraagd. Het koninklijk besluit van 12 November 1851 (staatsblad nr. 143) regelde uiteindelijk de uitgifte van de eerste postzegels.
Het was rond 1700 toen de vraag naar postbezorging toenam. De staat delegeerde de dienst naar de stad welke op zijn beurt de bezorging verpachte aan de hoogste bieder. De bodes gingen meer verdienen en huurden knechten in, de bodes werden Postmeesters. De posterijen gingen met elkaar concurreren om de gunst van de post. Reeds in 1700 ging dit gepaard met kwaliteitsverlies en problemen in de bezorging. De dienst was vooral gericht op welgestelden en het bestuur van de stad, de gewone man was de dupe.
Rond 1750 nadat deze posterijen waren overgedragen aan prins Willem werd er in de randstad een commissie van wijze mannen ingesteld die de posterijen toegankelijk moest maken voor het grote publiek. De commissie bepaalde dat de eigenaren werden uitgekocht en Staat werd uiteindelijk eigenaar. Besloten werd om de commissie dan ook maar te benoemen als bestuur en in 1752 werd dit beklonken.
In de rest van Nederland was het nog wel een zooitje, te pas en te onpas werd landpost gestolen en het was Napoleon die bepaalde dat er naast een boete tevens een lijfelijke straf zou volgen tegen de “ontrouwe Landbedienden”. Het hielp wel, na enkele jaren (30 - 40 jaar) was de postverzorging per postkoets in de provincie ook op regel.
Rond 1799 werden uiteindelijk alle Bataafse regionale en gemeentelijke posterijen genationaliseerd. Dit maakte de weg vrij voor verdere harmonisatie en wetgeving, in 1807 werd hiervoor een eerste publicatie uitgebracht waarbij in feite de Staatsmonopolie werd ingesteld.
Een verkorte weergave van Artikel II luidt :
'Niemand, wie hij ook zij, behalve die geen of genen, welke daartoe door Ons bij het Postdirectie zijn of zullen worden gequalificeerd, zal vermogen eenige Posterijen, noch Gaarderingen of Transporteringen van Brieven aanteleggen, te houden of daartoe mede te werken, direct of indirect, ofte zoodanige 'Brieven of Pakketten in de Steden of ten platten Landen te collecteren, ten einde dezelve op eene andere wijze, dan door de gevestigde Posterijen te doen transporteeren, nochte ook daartoe eenige bussen aantehouden, te hebben of te plaatsen, ofte hoedanig anders tot zoodanige ongeoorloofde Collectering, Vervoer, Verzending of Transport mede te werken of behulpzaam te zijn. Niemand zal vermogen eenige Brieven ofte Pakketten op voorsz. wijze vervoerd en aangebragt, noch ook zoodanige, welke door de Postillons ofte Boden der Koninklijke Posterijen zullen worden medegebragt, en door hen elders dan de daartoe vastgestelde kantoren ofte Personen, mogten worden afgegeven, ter bestelling aantenemen, te bestellen, aan anderen aftegeven, daar voor eenig port te ontvangen, of te doen ontvangen, ofte hoedanig anders, zulks ook zoude mogen worden gepractiseerd, te bezorgen,of te doen bezorgen.'
Interessant om te zien dat hier in dit artikel het predikaat “Koninklijk” voor het eerst wordt vastgelegd. In artikel I worden de tarieven vastgelegd, beneden de 6 uur werd 2 stuivers gerekend en bijvoorbeeld tussen de 35 en 50 uur werden 6 stuivers in rekening gebracht.
In 1810 werden de Nationale Posterijen gefuseerd (overgenomen en geannexeerd) door de Franse post (Les Postes Imperiales) op decreet van Napeleon. De Posterijen werden nu tot in detail georganiseerd op de franse leest met welbespraakte voorschriften en reglementen. Heden ten dage zijn enkele hiervan nog altijd van kracht.
Maar de post kwam in verval, rond 1849 waren er nog maar 94 steden met een postkantoor. Vanuit deze steden was het aanbieden van post gratis, immers de ontvanger diende te betalen. Mensen buiten de stad of in steden zonder posterij betaalden bestelgeld (2,5 cent voor de omliggende gemeenten en in het buitengebied afhankelijk van de afstand). Dit leidde tot clandestiene postbezorging en steeds vaker overtrad men de regels. Gebrek aan posterijen en duur bestelgeld zou uiteindelijk de discussie doen opwaaien. De Rotterdamse Courant van 20 Augustus 1849 brak het stilzwijgen van het publiek. De Staat kwam met tijdelijke maatregelen en kondigde in november 1849 aan (in navolging op de reeds hervormde posterijen in Engeland) dat er een ontwerp plan zou worden opgesteld voor de introductie van de briefport.
Op 13 maart 1850 werd de nieuwe wet met al haar aanpassingen met 47 tegen 17 stemmen in de tweede kamer aangenomen en bij Koninklijk besluit bepaald op 01 september 1850. Het ministerie verzorgde de instructies aan haar personeel over de uitvoering, 1 daarvan was de circulaire over het plaatsen van de brievenbussen. Op 26 oktober 1850 werd de vorm en uitvoering van deze bussen bepaald.
De uitgifte van de eerste postzegel zou plaatsvinden op 1 januari 1851 maar is bij wet nog een jaar vertraagd. Het koninklijk besluit van 12 November 1851 (staatsblad nr. 143) regelde uiteindelijk de uitgifte van de eerste postzegels.