De eerste emissie, De Klassieken
28/03/16 10:41
De Aanloop naar de eerste uitgifte was roerig te noemen en ook de uiteindelijke uitgifte ging ook al niet geheel volgens plan. De uitgifte is met 1 jaar vertraagd en op 01 januari 1852 was het dan zover, Nederland had zijn eerste postzegels. Samen met de uitgiftes van 1864 en 1867 worden dit wel de Klassieken genoemd.
De Klassieken
Bij de eerste emissie werden de zegels nog uit een vel van 100 stuks geknipt, de latere series werden getand. Van de eerste serie zijn van de 5 en 10 cent meerdere drukplaten gemaakt, er zijn hiervan dan ook ca 20 miljoen zegels van beide in omloop gebracht. Voor de 15 cent uitvoering is maar één drukplaat gemaakt, hiervan zijn er maar 2,3 miljoen in omloop gebracht. Bij de eerste emissie knipte de ambtenaar de enkele zegels op het postkantoor bij voorbaat al uit het vel. Het paartje 15 cent zegels van de eerste emissie gestempeld in Zwolle in 1852 is mede door het verknippen van de originele vellen en de beperkte oplage van de 15 cent uitvoering dan ook een uniek exemplaar, ik ben er blij mee :-)
De eerste twee series bestonden uit drie tarieven, bij de laatste serie van 1867 werden er 3 extra tarieven aan toegevoegd. De zegels zijn gedrukt op handgeschept papier en voorzien van een posthoorn als watermerk. Op 31 oktober 1879 eindigde de geldigheid van de serie Klassieken.
Minister Van Bosse en zijn ambtenaar Vrolik (later minister van Financiën en verantwoordelijk voor de herziening van de Postwet in 1855) werden belast met de uitgifte. Vrolik heeft zelfs de eerste schetsen gemaakt. Het uiteindelijk ontwerp van de Willem III serie is van Johann Wilhelm Kaiser, Nederlands kunstenaar en van 1873 tot 1883 directeur van het Rijksmuseum. De drukplaten werden gemaakt door Jacob Wiener die in 1848 ook betrokken was bij de eerste emissie postzegels van België.
1852
1864
1867
Met de uitgifte van de eerste emissie postzegels kreeg ook iedere postbeambte een handleiding uitgereikt omtrent "bestemming en gebruik der postzegels". Het publiek kon een exemplaar aanschaffen voor 10 cent. Zoals deze handleiding al vermelde: "Zoo was dan eindelijk het pad voor de eerste Nederlandsche frankeerzegels wettelijk en administratief geëffend en konden de nuttige papiertjes hun zegetocht aanvangen".
wordt vervolgd...
De Klassieken
Bij de eerste emissie werden de zegels nog uit een vel van 100 stuks geknipt, de latere series werden getand. Van de eerste serie zijn van de 5 en 10 cent meerdere drukplaten gemaakt, er zijn hiervan dan ook ca 20 miljoen zegels van beide in omloop gebracht. Voor de 15 cent uitvoering is maar één drukplaat gemaakt, hiervan zijn er maar 2,3 miljoen in omloop gebracht. Bij de eerste emissie knipte de ambtenaar de enkele zegels op het postkantoor bij voorbaat al uit het vel. Het paartje 15 cent zegels van de eerste emissie gestempeld in Zwolle in 1852 is mede door het verknippen van de originele vellen en de beperkte oplage van de 15 cent uitvoering dan ook een uniek exemplaar, ik ben er blij mee :-)
De eerste twee series bestonden uit drie tarieven, bij de laatste serie van 1867 werden er 3 extra tarieven aan toegevoegd. De zegels zijn gedrukt op handgeschept papier en voorzien van een posthoorn als watermerk. Op 31 oktober 1879 eindigde de geldigheid van de serie Klassieken.
Minister Van Bosse en zijn ambtenaar Vrolik (later minister van Financiën en verantwoordelijk voor de herziening van de Postwet in 1855) werden belast met de uitgifte. Vrolik heeft zelfs de eerste schetsen gemaakt. Het uiteindelijk ontwerp van de Willem III serie is van Johann Wilhelm Kaiser, Nederlands kunstenaar en van 1873 tot 1883 directeur van het Rijksmuseum. De drukplaten werden gemaakt door Jacob Wiener die in 1848 ook betrokken was bij de eerste emissie postzegels van België.
1852
1864
1867
Met de uitgifte van de eerste emissie postzegels kreeg ook iedere postbeambte een handleiding uitgereikt omtrent "bestemming en gebruik der postzegels". Het publiek kon een exemplaar aanschaffen voor 10 cent. Zoals deze handleiding al vermelde: "Zoo was dan eindelijk het pad voor de eerste Nederlandsche frankeerzegels wettelijk en administratief geëffend en konden de nuttige papiertjes hun zegetocht aanvangen".
wordt vervolgd...
De eerste emissie, De Aanloop
27/03/16 12:40
Ja hoor ik zie het goed, een paartje postzegels uit 1852 afgestempeld in Zwolle op 7 juni 1852. De eerste serie postzegels in Nederland voor het eerst uitgegeven op 01 januari 1852 en dan ook nog een paartje van 15 cent afgestempeld op het postkantoor in Zwolle. Ik start de bieding. Een spannende dag en meerdere keren overboden maar ik trek uiteindelijk aan het laatste eind en de buit is binnen. Tijd voor research en een leuk verhaal.
In mijn blog's over de Postwet heb al stilgestaan bij het ontstaan van de uitgifte van postzegels (zie "De post voor 1852" en "De postwet, en dan..."). Ik wil het nu vooral hebben over de aanloop van de emissie in Zwolle, de Klassieken, de poststempel en de distributie.
De Aanloop
Het moet een roerige tijd zijn geweest, voorafgaande aan de uitgifte van de eerste emissie, in 1812 trok Napoleon naar Rusland om in 1813 te worden verslagen. Op 2 november 1813 vond de laatste raadsvergadering plaats onder Frans bewind. Na de franse periode trokken de kozakken feestend met veel drank door Zwolle. Op de voet gevolgd door de russen werd het er al niet beter op en de schade was groot.
Nog geen 5 jaar later brandde in januari 1815, na een aantal forse blikseminslagen, de kap van de toren van Onze lieve vrouwenkerk volledig uit. De trotse toren van Zwolle (de Peperbus) was onthoofd. Het duurde nog minimaal 13 jaar voordat er financiële middelen werden gevonden om de toren te restaureren.
En dan februari 1825, een rampjaar voor Zwolle. Het begon al in de herfst van 1824, hoge waterstanden, regen en wind. In februari 1825 zorgde de storm, springvloed en de hoge waterstanden er voor dat de dijken doorbraken op meer dan 18 plaatsen. Veel inwoners en vee overleefden de ramp niet. Als je hier meer over wilt weten, in 1826 zijn de details beschreven in het boek "Beschrijving van Overijssels watersnood".
Tussen 1830 en 1840 was er de strijd voor de onafhankelijkheid van België. Uiteindelijk wordt in 1839 met tegenzin de overeenkomst getekend. Willem I is nooit voorstander geweest maar is onder druk van een handelsembargo en zeeblokkade van Frankrijk en Engeland uiteindelijk door de knieën gegaan. "Koopman" Koning Willem I heeft veel gebouwd, niet alleen financierde hij in 1819 de aanleg van de Willemsvaart ook liet hij de eerste spoorlijn aanleggen ondanks het negatieve advies van het kabinet van destijds. Koning Willem zorgde hier "onbewust" voor een belangrijk distributie kanaal voor het bezorgen van de post na 1852.
In 1845 kwam de eerste telegraafverbinding tot stand door de toenmalige NS, de eerste telegraaf-tweet was een feit. In deze periode worden er ongeveer 5 "tweets" per dag verstuurd, dit liep op naar ruim 5.000 "tweets" per dag in 1870. In december 1852 start de overheid ook met een telegraafdienst en in oktober van 1854 werd het eerste telegraafkantoor in Zwolle geopend. Pas op 16 september 1933 wordt in Zwolle het telegraaf- en telefoonkantoor samengevoegd met het postkantoor.
De in Zwolle geboren Thorbecke leidt in de periode rondom de eerste uitgifte van de postzegels het kabinet en in 1848 introduceert hij de nieuwe grondwet. Onder leiding van Thorbecke wordt de Postwet in 1850 aangenomen en een jaar na de beoogde emissie komen dan eindelijk de eerste postzegels. Deze serie wordt in drie emissies uitgebracht (1852, 1864 en 1867) ; De Klassieken.
Lees verder in deel twee; De Klassieken
In mijn blog's over de Postwet heb al stilgestaan bij het ontstaan van de uitgifte van postzegels (zie "De post voor 1852" en "De postwet, en dan..."). Ik wil het nu vooral hebben over de aanloop van de emissie in Zwolle, de Klassieken, de poststempel en de distributie.
De Aanloop
Het moet een roerige tijd zijn geweest, voorafgaande aan de uitgifte van de eerste emissie, in 1812 trok Napoleon naar Rusland om in 1813 te worden verslagen. Op 2 november 1813 vond de laatste raadsvergadering plaats onder Frans bewind. Na de franse periode trokken de kozakken feestend met veel drank door Zwolle. Op de voet gevolgd door de russen werd het er al niet beter op en de schade was groot.
Nog geen 5 jaar later brandde in januari 1815, na een aantal forse blikseminslagen, de kap van de toren van Onze lieve vrouwenkerk volledig uit. De trotse toren van Zwolle (de Peperbus) was onthoofd. Het duurde nog minimaal 13 jaar voordat er financiële middelen werden gevonden om de toren te restaureren.
En dan februari 1825, een rampjaar voor Zwolle. Het begon al in de herfst van 1824, hoge waterstanden, regen en wind. In februari 1825 zorgde de storm, springvloed en de hoge waterstanden er voor dat de dijken doorbraken op meer dan 18 plaatsen. Veel inwoners en vee overleefden de ramp niet. Als je hier meer over wilt weten, in 1826 zijn de details beschreven in het boek "Beschrijving van Overijssels watersnood".
Tussen 1830 en 1840 was er de strijd voor de onafhankelijkheid van België. Uiteindelijk wordt in 1839 met tegenzin de overeenkomst getekend. Willem I is nooit voorstander geweest maar is onder druk van een handelsembargo en zeeblokkade van Frankrijk en Engeland uiteindelijk door de knieën gegaan. "Koopman" Koning Willem I heeft veel gebouwd, niet alleen financierde hij in 1819 de aanleg van de Willemsvaart ook liet hij de eerste spoorlijn aanleggen ondanks het negatieve advies van het kabinet van destijds. Koning Willem zorgde hier "onbewust" voor een belangrijk distributie kanaal voor het bezorgen van de post na 1852.
In 1845 kwam de eerste telegraafverbinding tot stand door de toenmalige NS, de eerste telegraaf-tweet was een feit. In deze periode worden er ongeveer 5 "tweets" per dag verstuurd, dit liep op naar ruim 5.000 "tweets" per dag in 1870. In december 1852 start de overheid ook met een telegraafdienst en in oktober van 1854 werd het eerste telegraafkantoor in Zwolle geopend. Pas op 16 september 1933 wordt in Zwolle het telegraaf- en telefoonkantoor samengevoegd met het postkantoor.
De in Zwolle geboren Thorbecke leidt in de periode rondom de eerste uitgifte van de postzegels het kabinet en in 1848 introduceert hij de nieuwe grondwet. Onder leiding van Thorbecke wordt de Postwet in 1850 aangenomen en een jaar na de beoogde emissie komen dan eindelijk de eerste postzegels. Deze serie wordt in drie emissies uitgebracht (1852, 1864 en 1867) ; De Klassieken.
Lees verder in deel twee; De Klassieken
De Olympiade van amsterdam
26/01/13 15:41
In 1896 werden de eerste Olympische spelen in Athene georganiseerd. Ter gelegenheid van dit feest werden er 12 zegels uitgebracht. Pas in 1920 werden er bij de Olympische spelen in Antwerpen weer nieuwe zegels uitgebracht. Nederland bracht in 1928 8 zegels uit.
Nederland had zich al twee keer al organisator ingeschreven waarbij in 1924 de steun van Nederland uitging naar Parijs onder voorwaarde dat de spelen van 1928 in Nederland georganiseerd zouden worden. De toenmalige voorzitter en oprichter van het Nederlandsch Olympisch Comité, baron van Tuyll van Serooskerken was goed bevriend met de initiator van de Olympische spelen baron De Coubertin. Tijdens het IOC-Congres te Lausanne in 1921 werden de spelen van 1928 toegewezen aan Nederland.
De Spelen begonnen op 17 mei met het Hockey en Voetbal toernooi. Na de finale op 13 juni werd er een pauze ingelast. Op 28 juli ging men weer verder om uiteindelijk op 12 augustus de spelen te sluiten.
De Haagse architect Jan Wils ontwierp het stadion met de fameuze marathontoren. als blikvanger.
Voor de NOC was de organisatie een goede reden om de kas te vullen. Er werd met de toenmalige KPN (P&T) afgesproken dat de aanmaakkosten voor rekening kwamen van het comite en dat de opbrengsten in de kas van het NOC zouden komen.Deze toeslagzegels moeten wel eerst door het ministerie worden goedgekeurd. De Waterstaat had er geen problemen mee maar het Ministerie van Financien kuerde de emmissie in eerste instantie af. Pas na aanvullende argumentatie ging ook dit Ministerie om.
Op de zegels staat de opdruk Olympiade. Deze benaming heeft destijds zoveel stof doen opwaaien dat er zelfs kamervragen over werden gesteld. Het woord Olympiade zou in het oud Grieks de periode tussen de Olympische Spelen betekenen. Het Hoofdbestuur van de NOC kwam destijds met de volgende verklaring:
“Olympiade als benaming van de vierjarige periode is juist maar niet de eenige, noch zelfs de oorspronkelijke. Oorsprong van het te onzent gebruikelijke “ Olympiade” is het woord “ Olumpias” (stam “Olumpiad”). Afgeleid van den plaatsnaam “Olumpia”, beteekent het “Olympisch”. Het werd zelfstandig gebezigd, met weglating van het zelfstandig naamwoord “paneguris” , en duidde dan aan de bekende algemeene feestelijke tezamenkomst te Olympia waar de Olympische Spelen werden gehouden. De oorspronkelijke en hoofd-betekeninis van Olympiade is het Olympische feest. Eerst later toen deze feesten regelmatig elkaar opvolgden, is men de vierjarige periode tusschen twee feesten eveneens Olympiade gaan noemen.”
Op 07 januari 1927 zijn de eerste stappen ondernomen voor het ontwerpen van de zegels. De ontwerpers Mees en Wenckebach werden gekozen en op 10 juni werden de opdrachten verdeeld. Per ontwerp zouden de ontwerpers 350 gulden ontvangen. Op 15 juli werde de eerste ontwerpen getoond. ingegeven door het drukproces, de kleuren en de presentatie van sporters (meer actie ed) zijn er nog veel wijzigingen doorgevoerd. In december 1927 werden de zegels voor goedkeuring aangeboden an het NOC. De ontwerpen van Mees zijn goed ontvangen, Wenckebach moest zijn ontwerpen nog aanpassen. 2,5 maand voor de emmissie datum zijn er alsnog twee ontwerpen volledig afgekeurd (voetballer en speerwerper). Tevens moet het ontwerp van de Hordeloper worden gewijzigd in een Hardloper. Een week later werd uiteindelijk de Hardloper en de Voetballer goedgekeurd maar moest de Speerwerper worden vervangen voor een Kogelstoter. Uiteindelijk werder de ontwerpen op 31 januari 1928 opgestuurd naar het NOC waarna er nog enkele kleinere wijzigingen volgenden.
Al met al geen makkelijke emissie waar vele schetsen zijn gemaakt. In de periode die hieraan vooraf ging werden zegels, en kunt in het algemeen gepresenteerd in symbolen, deze serie bestond uit alledaagse realistische beelden. Uiteindelijke heeft de verdeelde opdracht niet echt een eenheid gebracht in deze serie.
Tijdens de Olympische Spelen was er een special postkantoor in het Olympische stadion die de poststukken met speciale stempels voorzag. Op dit kantoor zijn tijdens de spelen 56.578 poststukken verwerkt. De totale opbrengst door de uitgifte van deze serie was 60.371,38 Gulden, de aanmaakkosten waren 10.089,49 Gulden. Per saldo werd er dus 50.281,90 Gulden aan het NOC uitbetaald.
Nederland had zich al twee keer al organisator ingeschreven waarbij in 1924 de steun van Nederland uitging naar Parijs onder voorwaarde dat de spelen van 1928 in Nederland georganiseerd zouden worden. De toenmalige voorzitter en oprichter van het Nederlandsch Olympisch Comité, baron van Tuyll van Serooskerken was goed bevriend met de initiator van de Olympische spelen baron De Coubertin. Tijdens het IOC-Congres te Lausanne in 1921 werden de spelen van 1928 toegewezen aan Nederland.
De Spelen begonnen op 17 mei met het Hockey en Voetbal toernooi. Na de finale op 13 juni werd er een pauze ingelast. Op 28 juli ging men weer verder om uiteindelijk op 12 augustus de spelen te sluiten.
De Haagse architect Jan Wils ontwierp het stadion met de fameuze marathontoren. als blikvanger.
Voor de NOC was de organisatie een goede reden om de kas te vullen. Er werd met de toenmalige KPN (P&T) afgesproken dat de aanmaakkosten voor rekening kwamen van het comite en dat de opbrengsten in de kas van het NOC zouden komen.Deze toeslagzegels moeten wel eerst door het ministerie worden goedgekeurd. De Waterstaat had er geen problemen mee maar het Ministerie van Financien kuerde de emmissie in eerste instantie af. Pas na aanvullende argumentatie ging ook dit Ministerie om.
Op de zegels staat de opdruk Olympiade. Deze benaming heeft destijds zoveel stof doen opwaaien dat er zelfs kamervragen over werden gesteld. Het woord Olympiade zou in het oud Grieks de periode tussen de Olympische Spelen betekenen. Het Hoofdbestuur van de NOC kwam destijds met de volgende verklaring:
“Olympiade als benaming van de vierjarige periode is juist maar niet de eenige, noch zelfs de oorspronkelijke. Oorsprong van het te onzent gebruikelijke “ Olympiade” is het woord “ Olumpias” (stam “Olumpiad”). Afgeleid van den plaatsnaam “Olumpia”, beteekent het “Olympisch”. Het werd zelfstandig gebezigd, met weglating van het zelfstandig naamwoord “paneguris” , en duidde dan aan de bekende algemeene feestelijke tezamenkomst te Olympia waar de Olympische Spelen werden gehouden. De oorspronkelijke en hoofd-betekeninis van Olympiade is het Olympische feest. Eerst later toen deze feesten regelmatig elkaar opvolgden, is men de vierjarige periode tusschen twee feesten eveneens Olympiade gaan noemen.”
Op 07 januari 1927 zijn de eerste stappen ondernomen voor het ontwerpen van de zegels. De ontwerpers Mees en Wenckebach werden gekozen en op 10 juni werden de opdrachten verdeeld. Per ontwerp zouden de ontwerpers 350 gulden ontvangen. Op 15 juli werde de eerste ontwerpen getoond. ingegeven door het drukproces, de kleuren en de presentatie van sporters (meer actie ed) zijn er nog veel wijzigingen doorgevoerd. In december 1927 werden de zegels voor goedkeuring aangeboden an het NOC. De ontwerpen van Mees zijn goed ontvangen, Wenckebach moest zijn ontwerpen nog aanpassen. 2,5 maand voor de emmissie datum zijn er alsnog twee ontwerpen volledig afgekeurd (voetballer en speerwerper). Tevens moet het ontwerp van de Hordeloper worden gewijzigd in een Hardloper. Een week later werd uiteindelijk de Hardloper en de Voetballer goedgekeurd maar moest de Speerwerper worden vervangen voor een Kogelstoter. Uiteindelijk werder de ontwerpen op 31 januari 1928 opgestuurd naar het NOC waarna er nog enkele kleinere wijzigingen volgenden.
Al met al geen makkelijke emissie waar vele schetsen zijn gemaakt. In de periode die hieraan vooraf ging werden zegels, en kunt in het algemeen gepresenteerd in symbolen, deze serie bestond uit alledaagse realistische beelden. Uiteindelijke heeft de verdeelde opdracht niet echt een eenheid gebracht in deze serie.
Tijdens de Olympische Spelen was er een special postkantoor in het Olympische stadion die de poststukken met speciale stempels voorzag. Op dit kantoor zijn tijdens de spelen 56.578 poststukken verwerkt. De totale opbrengst door de uitgifte van deze serie was 60.371,38 Gulden, de aanmaakkosten waren 10.089,49 Gulden. Per saldo werd er dus 50.281,90 Gulden aan het NOC uitbetaald.
Het nederlandsche roode kruis
26/01/13 15:40
Het is 1859 als Henry Dunant de veldslag tussen het Oostenrijkse en Sardijnse leger meemaakt. Henry geboren in Genève op 08 mei 1828 en begonnen als accountant en schrijver had als aanhanger van Napoleon een boek over hem geschreven. Henry wou hem persoonlijk ontmoeten en reisde af naar zijn hoofdkwartier in het Italiaanse Solferino. Hij arriveerde op 24 juni, de dag waarop een grote veldslag tegen de Oostenrijkse manschappen plaatsvond. Ruim 30.000 gewonden lagen verspreid over het slagveld. Het leed van de zwaargewonde soldaten bracht hem en enkele dorpsvrouwen er toe om de gewonden onafhankelijk van rang of nationaliteit te verzorgen. In de jaren die volgde schreef hij er een boek over.
In 1863 presenteerde hij in Genève zijn boek aan een groot aantal Europese leiders. Dit was de start van veel landen om een organisatie op te richten. Als eerbetoon aan Zwitserland werd het internationale teken een Rood Kruis met een witte achtergrond, het tegenbeeld van de Zwitserse vlag. Er kwam een Committee Rode Kruis en de eerste basis van het verdrag van Genève werd gelegd. In 1901 kreeg Henry de Nobelprijs voor de Vrede. In 1910 stierf hij, sindsdien is 8 mei voor het Rode Kruis een dag om te herinneren.
In Nederland duurde het ondanks verwoede pogingen nog enkele jaren voordat de vereniging werd opgericht. Om ons gezicht niet te verliezen op de wereldtentoonstelling in Parijs (1867) liet Koning Willem II het bij Koninklijk Besluit vastleggen dat er een dergelijke vereniging zal worden opgericht. Nog in hetzelfde jaar werd de vereniging opgericht en in 1895 omgedoopt tot “Het Nederlandsche Roode Kruis”.
De emissie
20 jaar later - in 1915 - heeft het Rode Kruis geprobeerd de PTT te bewegen een toeslagzegel uit te brengen ten gunste van het Rode Kruis. Omdat de PTT vond dat dit mogelijk zal leiden tot meerdere aanvragen van andere verenigingen in nood werd het verzoek afgewezen. Later werd nog het voorstel gedaan om jaarlijks 1 zegel uit te brengen, ook dit voorstel haalde het niet. Samenwerking met de kinderbescherming (1922) zou uiteindelijk ook niet het gewenste resultaat hebben. De opbrengsten van de toeslagzegels die in 1923 werden uitgebracht (Tooropzegel, zie mijn eerdere blog) kwamen volledig ten goede van de kinderbescherming.
Nu per Koninklijk Besluit door de PTT jaarlijks kinderzegels werden uitgebracht werd het voor het Rode Kruis nog moeilijker om een toeslagzegel uit laten brengen. De PTT was immers nog altijd van mening dat dit een precedentwerking zou hebben.
Prins Hendrik, echtgenoot van Koningin Wilhelmina en voorzitter van het Rode Kruis moet er in 1924 aan te pas komen om de impasse te doorbreken. Als argument grijpt hij terug op het Koninklijk Besluit van Willem II in 1867. Het Rode Kruis had dus volgens Prins Hendrik een (semi)officieel overheidskarakter en kon derhalve dus ook niet worden vergeleken met andere organisaties. Van een precedentwerking was dan ook geen sprake. De PTT was nog niet overtuigd en de toenmalige minister Van Swaay liet het uiteindelijk over aan de ministerraad. In 1925 verwierp de ministerraad alsnog het voorstel.
Eind 1926 probeert het het Rode Kruis het opnieuw. De verhoudingen met het hoofdbestuur van de PTT zijn inmiddels verbeterd en de inzichten zijn gewijzigd. Het bestuur geeft een positief advies aan de overheid en de ministerraad nam het advies over. Op 15 januari 1927 gaf de Nederlandse regering per brief opdracht aan de PTT om een nieuwe emissie toeslagzegels uit te brengen die ten goede zou komen van het Rode Kruis.
In 1863 presenteerde hij in Genève zijn boek aan een groot aantal Europese leiders. Dit was de start van veel landen om een organisatie op te richten. Als eerbetoon aan Zwitserland werd het internationale teken een Rood Kruis met een witte achtergrond, het tegenbeeld van de Zwitserse vlag. Er kwam een Committee Rode Kruis en de eerste basis van het verdrag van Genève werd gelegd. In 1901 kreeg Henry de Nobelprijs voor de Vrede. In 1910 stierf hij, sindsdien is 8 mei voor het Rode Kruis een dag om te herinneren.
In Nederland duurde het ondanks verwoede pogingen nog enkele jaren voordat de vereniging werd opgericht. Om ons gezicht niet te verliezen op de wereldtentoonstelling in Parijs (1867) liet Koning Willem II het bij Koninklijk Besluit vastleggen dat er een dergelijke vereniging zal worden opgericht. Nog in hetzelfde jaar werd de vereniging opgericht en in 1895 omgedoopt tot “Het Nederlandsche Roode Kruis”.
De emissie
20 jaar later - in 1915 - heeft het Rode Kruis geprobeerd de PTT te bewegen een toeslagzegel uit te brengen ten gunste van het Rode Kruis. Omdat de PTT vond dat dit mogelijk zal leiden tot meerdere aanvragen van andere verenigingen in nood werd het verzoek afgewezen. Later werd nog het voorstel gedaan om jaarlijks 1 zegel uit te brengen, ook dit voorstel haalde het niet. Samenwerking met de kinderbescherming (1922) zou uiteindelijk ook niet het gewenste resultaat hebben. De opbrengsten van de toeslagzegels die in 1923 werden uitgebracht (Tooropzegel, zie mijn eerdere blog) kwamen volledig ten goede van de kinderbescherming.
Nu per Koninklijk Besluit door de PTT jaarlijks kinderzegels werden uitgebracht werd het voor het Rode Kruis nog moeilijker om een toeslagzegel uit laten brengen. De PTT was immers nog altijd van mening dat dit een precedentwerking zou hebben.
Prins Hendrik, echtgenoot van Koningin Wilhelmina en voorzitter van het Rode Kruis moet er in 1924 aan te pas komen om de impasse te doorbreken. Als argument grijpt hij terug op het Koninklijk Besluit van Willem II in 1867. Het Rode Kruis had dus volgens Prins Hendrik een (semi)officieel overheidskarakter en kon derhalve dus ook niet worden vergeleken met andere organisaties. Van een precedentwerking was dan ook geen sprake. De PTT was nog niet overtuigd en de toenmalige minister Van Swaay liet het uiteindelijk over aan de ministerraad. In 1925 verwierp de ministerraad alsnog het voorstel.
Eind 1926 probeert het het Rode Kruis het opnieuw. De verhoudingen met het hoofdbestuur van de PTT zijn inmiddels verbeterd en de inzichten zijn gewijzigd. Het bestuur geeft een positief advies aan de overheid en de ministerraad nam het advies over. Op 15 januari 1927 gaf de Nederlandse regering per brief opdracht aan de PTT om een nieuwe emissie toeslagzegels uit te brengen die ten goede zou komen van het Rode Kruis.
De flop van Toorop ?
26/01/13 15:40
De roep om steun voor de bescherming van het kind wordt alsmaar groter. Burgers roeren zich en na de schuld-aflossing van de Eerste wereldoorlog is er voor het eerst weer geld in de knip. Begin jaren ’20 wordt er door de overheid dan ook gesproken over het inzamelen van geld via de postzegel. Eind 1923 (8 december) wordt zelfs per koninklijk besluit wetgeving vastgelegd die dit mogelijk maakt.
Één keer eerder werd een weldadigheidszegel uitgebracht, in 1906 werd ter bestrijding van de Tuberculose een zegel uitgebracht. Hierover zal ik jullie later nog veel meer informeren.
In 1923 wordt de tweede toeslagzegel in Nederland uitgebracht, de voorloper van de Kinderzegel, de Tooropzegel. De zegels beelden “geven en ontvangen” uit. De zegels hebben een toeslag van 5 ct wat voor die tijd vrij hoog was. De blauwe 2 ct toont links planten in knop en rechts planten zonder knop, dat symbool staat voor het leven en de dood.
De zegels hadden niet het gewenste succes. Dhr. H. de Bie, groot voorstander van zegels voor het Kind en de latere voorzitter van van de Kinderbescherming, schreef dit in 1924 voornamelijk toe aan het feit dat er geen duidelijk doel was benoemd en er nauwelijks aandacht was voor de uitgave. De zegel zelf werd bekritiseerd door zijn ontwerp, het ontwerp gaf geen aanleiding tot succes en de link met het Kind ontbreekt. Mijnsinziens speelde mee dat in de tijd de burgerij ook net weer wat centjes in de knip had en deze niet direct wenste uit te geven aan de 5 cent toeslag. Uiteindelijk werd de helft van de uitgebrachte zegels vernietigd. De totale opbrengst bedroeg ruim 18.000,-- gulden waarvan de Kinderbescherming een magere 4000,-- gulden ontving.
En de ontwerper Jan Toorop, ach die werd er niet minder van. Toorop zat in zijn nadagen was 63 jaar en woonde inmiddels in Nijmegen. Geboren op Java in 1858 en op 14 jarige leeftijd verhuist naar Nederland. Edgar Fernhout, zijn kleinzoon, heeft in 1948 notabene ook een serie Kinderzegels mogen ontwerpen maar daarover later meer.
Toorop was een kunstschilder met zijn opleiding in Amsterdam. Zijn verblijf in Brussel, Parijs en London hebben zijn richting bepaald. In 1890 heeft Toorop zich weer definitief in Nederland gevestigd. In 1894 ontwierp hij de beroemde lithografie ter promotie van de Delftse Slaolie in de art-nouveaustijl. In Nederland daardoor ook wel de Slaoliestijl genoemd. Toorop overleed op 68 jarige leeftijd in 1928. Er zijn veel werken van Toorop bekend. Voor meer informatie verwijs ik jullie naar een paar linkjes :
Filmpje
http://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Toorop
http://www.jan-toorop.com/
Één keer eerder werd een weldadigheidszegel uitgebracht, in 1906 werd ter bestrijding van de Tuberculose een zegel uitgebracht. Hierover zal ik jullie later nog veel meer informeren.
In 1923 wordt de tweede toeslagzegel in Nederland uitgebracht, de voorloper van de Kinderzegel, de Tooropzegel. De zegels beelden “geven en ontvangen” uit. De zegels hebben een toeslag van 5 ct wat voor die tijd vrij hoog was. De blauwe 2 ct toont links planten in knop en rechts planten zonder knop, dat symbool staat voor het leven en de dood.
De zegels hadden niet het gewenste succes. Dhr. H. de Bie, groot voorstander van zegels voor het Kind en de latere voorzitter van van de Kinderbescherming, schreef dit in 1924 voornamelijk toe aan het feit dat er geen duidelijk doel was benoemd en er nauwelijks aandacht was voor de uitgave. De zegel zelf werd bekritiseerd door zijn ontwerp, het ontwerp gaf geen aanleiding tot succes en de link met het Kind ontbreekt. Mijnsinziens speelde mee dat in de tijd de burgerij ook net weer wat centjes in de knip had en deze niet direct wenste uit te geven aan de 5 cent toeslag. Uiteindelijk werd de helft van de uitgebrachte zegels vernietigd. De totale opbrengst bedroeg ruim 18.000,-- gulden waarvan de Kinderbescherming een magere 4000,-- gulden ontving.
En de ontwerper Jan Toorop, ach die werd er niet minder van. Toorop zat in zijn nadagen was 63 jaar en woonde inmiddels in Nijmegen. Geboren op Java in 1858 en op 14 jarige leeftijd verhuist naar Nederland. Edgar Fernhout, zijn kleinzoon, heeft in 1948 notabene ook een serie Kinderzegels mogen ontwerpen maar daarover later meer.
Toorop was een kunstschilder met zijn opleiding in Amsterdam. Zijn verblijf in Brussel, Parijs en London hebben zijn richting bepaald. In 1890 heeft Toorop zich weer definitief in Nederland gevestigd. In 1894 ontwierp hij de beroemde lithografie ter promotie van de Delftse Slaolie in de art-nouveaustijl. In Nederland daardoor ook wel de Slaoliestijl genoemd. Toorop overleed op 68 jarige leeftijd in 1928. Er zijn veel werken van Toorop bekend. Voor meer informatie verwijs ik jullie naar een paar linkjes :
Filmpje
http://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Toorop
http://www.jan-toorop.com/